Tekst: Rob Neutelings (voorzitter raad van bestuur Curio opleidingen), Manon Pijnenburg (voorzitter Commissie Onderwijs VNO-NCW Brabant-Zeeland) en Ton Wilthagen (hoogleraar arbeidsmarkt en stadshoogleraar in Tilburg)
Begin jaren vijftig, dus kort na de Tweede Wereldoorlog, ontvouwde de toenmalige Brabantse commissaris van de Koningin Jan de Quay zijn gedachten over de snelle ontwikkeling naar ‘het nieuwe Brabant’. In onze eeuw, in 2014, aan het eind van de financiële crisis, kwam Wim van de Donk, toen commissaris van de Koning in Brabant, met een toekomstgerichte beleidsverkenning onder de titel ‘Het nieuwste Brabant’. De inzichten in dat werk zijn nog steeds relevant. Maar intussen zijn we al op weg naar het allernieuwste Brabant, dat we versneld, gericht en gezamenlijk moeten vormgeven.
Op donderdag 8 juni vond in het Willem II-stadion in Tilburg de Brabantse Onderwijs-Arbeidsmarkttop plaats. Daar werd de eerste aanzet gegeven voor het allernieuwste Brabant door een groot aantal vertegenwoordigers van Brabantse bedrijven, onderwijsinstellingen, overheden, regio’s en maatschappelijke organisaties. Zij bogen zich over de urgente kwesties waarvoor Brabant staat en nog meer zal komen te staan. Die kwesties hebben vooral te maken met de vergrijzing en ontgroening van de bevolking. Die ontwikkeling, die pas tegen 2050 haar piek bereikt, leidt tot aanhoudende, structurele tekorten op de arbeidsmarkt met grote consequenties voor de Brabantse economie en samenleving.
Wij, als deelnemers aan de Top, constateren dat er dringend behoefte is aan een gezamenlijke strategie die de brede welvaart van Brabant en de Brabanders veiligstelt en waar mogelijk vergroot. Voor die strategie zien we vier bouwstenen.
In de eerste plaats heeft het geen zin meer om alleen op deelterreinen en vanuit deelbelangen aan de toekomst van Brabant te werken. De onvermijdelijke transities in de zorg, het onderwijs, energie en klimaat, wonen en digitalisering zijn direct met elkaar verbonden. Alleen al omdat daar voldoende en goed opgeleide mensen voor nodig zijn. En die zullen er niet vanzelfsprekend meer zijn. Het fundament van een strategie die Brabant toekomstbestendig houdt, betreft een integrale aanpak waarin de schotten tussen beleidsterreinen en budgetten definitief worden geslecht. We zullen het echt samen moeten doen. We weten in Brabant dat we dat kunnen, maar het moet beter dan ooit.
Ook aan de rijksoverheid vragen we een integrale benadering. Stop met verschillende ministeries die nog te vaak losstaande programma’s en regelingen introduceren of weer afschaffen. En biedt veel meer ruimte en geld voor regionaal beleid en inkleuring. Brabant moet in staat zijn, en in staat worden gesteld, om naar beste weten en kunnen richting te geven aan haar toekomst.
Een tweede bouwsteen, in het licht van een robuuste arbeidsmarkt, is het investeren in de leven-lange ontwikkeling van alle Brabanders. Daarbij gaat het om het up-to-date houden van de kennis van mensen, maar zeker ook om het versterken van hun skills: hun vaardigheden. Nieuwe vaardigheden leren, is een persoonlijk belang voor mensen zelf om inkomen uit werk te blijven houden. Maar opgeteld gaat het om het totale menselijk kapitaal van Brabant. En dat kapitaal zal onze welvaart en toekomst in hoge mate bepalen.
Dat betekent dat we het onderwijs op alle niveaus nog sterker en flexibeler moeten toesnijden op vaardigheden. Dat we de samenwerking binnen het Brabants onderwijs, zoals in het Kennispact mbo Brabant, intensiveren. Dat we studiekiezers aanmoedigen te kiezen voor beroepen die voor Brabant belangrijk zijn. Dat we moeten zorgen dat mensen zich bewust zijn van en actief werken aan hun skills-profiel.
Het vergt ook dat we programma’s hebben en kunnen behouden als Brabant Leert, die scholing en ontwikkeling voor iedereen toegankelijk en betaalbaar maken, maar die ook gericht zijn op de transities en opgaven in Brabant. Ook daar mag de rijksoverheid een bijdrage aan leveren, nu Brabant Leert als een goede, arbeidsmarkrelevante regeling wordt beschouwd en het landelijke scholingsbudget STAP juist wordt wegbezuinigd.
Ten derde moeten we in Brabant acuut de arbeidsproductiviteit zien te verhogen. Dat vereist slimmer werken, zowel in sociaal-organisatorische als technologische zin. Tijdens de conferentie werd duidelijk dat de potentie van kunstmatige intelligentie (AI), verdere digitalisering en automatisering groot is.
Dat potentieel moeten we nu zien te verzilveren, zeker in een slimme provincie als Brabant. Dat was tot nu toe niet makkelijk, maar als we samen investeren en succesvolle toepassingen delen, zeker ook binnen de MKB-bedrijven, is er een nieuwe wereld te winnen. Daarbij hebben we de verantwoordelijkheid te waarborgen dat alle Brabanders met deze ontwikkelingen meekunnen
Bouwen aan de toekomst van Brabant vereist ten vierde dat we nieuwe generaties, zoals nu generatie Z, goed integreren in het onderwijs en de arbeidsmarkt, door in te spelen op hun zingeving, behoeften en verwachtingen. Door niet alleen (personeels)beleid vóór jongeren te maken, maar ook dóór jongeren. Jonge generaties zijn zeer gemotiveerd voor de hierboven genoemde transities. Het slagen daarvan is essentieel voor hun toekomst. Ze zijn ook gefocust op leren en ontwikkelen.
Op de conferentie bleek dat oudere en jongere generaties wel degelijk goed kunnen samenwerken op de werkvloer. De oudere generaties, die we in een vergrijzend Brabant keihard nodig hebben in onze bedrijven en instellingen, hebben de ervaring. De jonge generaties zijn sterk in digitale vaardigheden en kunnen zorgen voor versnelling van processen en verbetering van producten en diensten.
Met deze vier bouwstenen leggen we het fundament voor het allernieuwste Brabant, waar een robuuste arbeidsmarkt en dito onderwijs zorgen voor een brede welvaart voor alle Brabanders.
Anne Deelen, lobbyist Arbeidsmarkt en onderwijs VNO-NCW Brabant Zeeland
E. deelen@vnoncwbrabantzeeland.nl