In 2019 zette de Raad van State een streep door de zogeheten PAS-regeling, waardoor ons stikstofbeleid op de schop moest. Veel bouwprojecten kwamen daardoor op slot te zitten. Nu, vijf jaar later, is er nog steeds geen echt nieuw beleid. Projecten met een berekende neerslag boven 0.005 mol per hectare per jaar (0.07 gram, omgerekend) in een nabijgelegen natuurgebied worden nog steeds tegengehouden. De huidige standstill raakt veel projecten: van ombouw van industrie en aanleg van zwaardere stroomkabels tot aanleg van infrastructuur. En misschien nog wel belangrijker: de energietransitie zelf loopt onnodig vertraging op.
Deze blog is geschreven door Jan van Mourik, manager belangenbehartiging VNO-NCW Brabant Zeeland
Zoals ik al zei: na vijf jaar loopt de discussie nog steeds. De Raad van State is gevraagd na te denken over een hogere ondergrens en de Tweede Kamer buigt zich over een rapport over de samenhang van de energietransitie in de industrie en de effecten daarvan op de stikstofuitstoot. Net als de rest van het land, is ook de industrie gehouden aan de afspraak de uitstoot van CO2 terug te dringen. Als ‘bijvangst’ daalt de uitstoot van stikstof. Het probleem is wel dat de ombouw van die industrie tijdelijk tot een kleine toename van stikstofuitstoot kan leiden. Niet erg zou je denken, want de winst daarna is vele malen groter en beter nog: blijvend.
Onze overheid doet daar echter moeilijk over, vanwege die uitspraak van de Raad van State uit 2019. Daarmee zijn we pennywise en poundfoolish. We belemmeren de energietransitie en we zitten bovendien de industrie dwars. Deze sector heeft het in ons land toch al moeilijk door dure energie en een verminderd draagvlak. Diezelfde industrie staat echter ook aan de basis van veel producten die wij dagelijks gebruiken: van voedingsmiddelen tot medicijnen en van auto’s tot meubels en is keihard nodig om ons verdienvermogen te behouden. Zo’n 800.000 mensen, ofwel 10 procent dus van alle werkenden in Nederland, zijn actief in de industrie, waarmee het na de zakelijke dienstverlening, zorg en handel, de sector is die voor de meeste banen zorgt.
”Is er nog wel toekomst in ons land?”. Dat is de logische vraag van veel van deze bedrijven. En toen stuitte ik onlangs op cijfers over de stikstof neerslag in het natuurgebied Ulvenhoutse bos, nabij Breda. En ik vraag u even daar serieus met mij naar te kijken. De totale neerslag van stikstof in dat gebied is zo’n 2500 mol per hectare per jaar. De neerslag van een deel daarvan, 1000 mol, is lokaal/regionaal beïnvloedbaar. En wat blijkt: 60% daarvan wordt veroorzaakt door de uitwerpselen van honden die in dat gebied worden uitgelaten. U leest het goed ja, 60%. Industrie en verkeer, vaak de kop van jut als het aankomt op stikstofuitstoot, dragen veel minder bij.
Terug naar de industrie: de uitstoot van stikstof, en daarmee de bijdrage aan de neerslag van stikstof, daalt gestaag. In veel gevallen kan die zelfs extra dalen als de industrie wat meer bewegingsruimte krijgt om de energietransitie te versnellen. Dus laten we door die zure appel heen bijten: iets meer uitstoot op korte termijn, tijdelijk, om later een forse winst te behalen, zoals ik al schreef. Bovendien is die tijdelijke overschrijding slechts een fractie van wat de honden achterlaten in het bos. Niet dat ik iets tegen honden heb, integendeel. Maar ik denk wel dat de industrie meer krediet verdient.
Met het huidige rigide stikstofbeleid zetten we het voortbestaan van cruciale bedrijven op de tocht, inclusief de banen van hun medewerkers. We tasten het verdienvermogen van ons land aan. De natuur is daar niet mee gediend, kijk maar naar de cijfers, en de energietransitie loopt vertraging op. Dus waarom doen we het dan? Waarom passen we ons beleid niet aan, door bijvoorbeeld de drempelwaarde iets hoger te maken? Dat geeft onze maatschappij de ruimte om een stap naar voren te maken. Het is maar een suggestie…
Neem dan contact op met Jan van Mourik, manager belangenbehartiging VNO-NCW Brabant Zeeland, via mourik@vnoncwbrabantzeeland.nl