Nederland staat internationaal bekend als Kampioen Deeltijdwerken. Vooral vrouwen hebben vaak een parttime baan. Die ongelijkheid levert ons land zelfs een magere 28e plek op, op de Global Gender Gap Index. Tegelijkertijd is het personeelstekort in vrijwel alle sectoren groter dan ooit. Als alle parttimers een paar uur méér zouden gaan werken, zou dat allerlei problemen oplossen. ‘Het systeem’ faciliteert dit echter niet. Hoe kunnen we de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland een boost geven? Vier topvrouwen delen hun visie.
In totaal hebben 4,7 miljoen werkenden – bijna de helft van de volledige beroepsbevolking – een deeltijdbaan, zij werken dus minder dan 35 uur per week. Van de werkende vrouwen heeft 77,7% een deeltijdbaan, van de werkende mannen 45%. Er is dus veel onbenut arbeidspotentieel onder de mensen die al werken. En daarmee ook een grote kans om de arbeidsparticipatie te verhogen.
Het bijzondere is: ruim een half miljoen mensen wil graag meer uren werken. Dat ziet Elly Brand, directeur-bestuurder van kinderopvangorganisatie Kibeo, ook in haar organisatie.
Een rekenvoorbeeld: een pedagogisch medewerker zonder partner en kinderen werkt nu 24 uur. Zij krijgt ook zorg- en huurtoeslag. Als zij vier uur méér gaat werken, dan leveren die uren haar slechts 5 euro netto per uur op. Omdat ze door die kleine inkomensverhoging wél haar recht op zorg- en huurtoeslag verliest.
“Daar kiest niemand voor”, zegt Elly. “Logisch ook; waarom zou je je zoveel extra werk op de hals halen als je daar maar zo weinig mee vooruit gaat? Dat is een groot probleem.” Tabita: “Ik schrik heel erg van die vijf euro. Ik wist dat het erg was, maar zó erg? Ik ben er sprakeloos van.”
Ons toeslagenstelsel zit hogere arbeidsparticipatie in de weg, stelt Elly. “Voor een pedagogisch professional met een partner met een goedbetaalde baan en kinderen levert meer werken namelijk wél meer op. In plaats van vijf euro mag zij per extra uur rekenen op negentien euro netto. Door een hoger gezamenlijk inkomen, kreeg ze geen toeslagen en die verliest ze dus ook niet.”
Meer werken loont dus meer voor een moeder met werkende partner. Maar zij wil niet altijd meer werken; de moederschapscultuur is stevig ingesleten in onze samenleving. Thuis zijn voor de kinderen is belangrijker dan meer uren werken. Elly: “Ook in de landen om ons heen wordt parttime gewerkt, maar niet in de mate waarin wij dat doen. Die verschillen zijn deels cultureel bepaald en ook wel ingegeven door religie. In Scandinavië zijn vrouwen vanaf de Tweede Wereldoorlog al gestimuleerd om te werken. In Nederland is het ‘kostwinnersprincipe’ meer in stand gehouden, dat heeft zich (hardnekkig) genesteld in onze cultuur.
Carolien Kortenoeven, managing director van Smurfit Kappa in Etten-Leur: “De werkende wereld verandert. Er wordt steeds meer van vrouwen verwacht. Maar ‘het systeem’ is niet meebewogen.” Zelf heeft ze een fulltime baan, een werkende man en twee kinderen die ondertussen naar de middelbare school gaan.
Het schoolsysteem daarentegen is totaal níet ingericht op werkende ouders, vindt Carolien. “Dat begint al met de schooltijden en vakanties. Maar het heftigst vond ikzelf dat er de hele dag met je kind gesjouwd wordt. Van de voorschoolse opvang naar school, de tussenschoolse opvang, weer terug naar school en dan naar de naschoolse opvang. Ik kon mijn kinderen opdweilen aan het einde van de dag. Bovendien word je als ouder – vooral als moeder – overspoeld met berichtjes en verzoekjes van school. Om luizen te pluizen, om te chauffeuren voor een uitstapje, en zo kan ik nog honderd voorbeelden noemen. Alles bij elkaar heeft dat invloed op je schuldgevoelens; je wilt je kinderen natuurlijk ook niet teleurstellen. Daarom zeg ik: laten we alsjeblieft het schoolsysteem beter inrichten. Want zoals het nu gaat is het niet goed. Niet voor het welzijn van de kinderen, niet voor werkende ouders en arbeidsparticipatie.”
Voor beter onderwijs én hogere arbeidsparticipatie moet er veel op de schop, vinden de vier vrouwen. Rianne Vons, bestuurder van Kinderopvang Zeeuws-Vlaanderen: “Het huidige systeem past gewoon niet meer bij de maatschappij van nu. We moeten af van de versnippering. Het is eigenlijk gek dat kinderopvang geen basisvoorziening is, net als de basisschool. Als we écht wat willen doen aan kansengelijkheid, dan moet kinderopvang net als onderwijs breed toegankelijk worden. Zowel qua tijd/logistiek als financieel, voor werkende en niet-werkende ouders.”
Elly vult aan: “Het zou ook het werk van pedagogische- en onderwijsprofessionals waardevoller en minder versnipperd maken. Bovendien: als kinderen allemaal op dezelfde – latere – leeftijd bij ons komen en ook langer blijven, kunnen wij ons pedagogisch werk beter doen. Op school zijn duidelijk verschillen te zien tussen kinderen die wel en niet naar de opvang zijn gegaan. Op vlak van onder meer taalontwikkeling, zelfstandigheid en relaties aangaan”
Ouderschapsverlof anders inrichten
De vrouwen hebben ook ideeën om zo’n nieuw systeem werkbaar te maken. Het ouderschapsverlof anders inrichten bijvoorbeeld. Of de werkkostenregeling aanpassen om gratis kinderopvang te kunnen bieden, minimaal in de pedagogische sector. Elly: “Kinderopvang is een grote kostenpost voor werkende ouders. Het lijkt heel logisch om als kinderopvangorganisatie je eigen medewerkers gratis opvang te bieden. En als het kon, zouden we het doen. Maar het is helaas niet zo makkelijk. Dat heeft met allerlei fiscale regelingen te maken. Dat geldt voor alle werkgevers, niet alleen voor ons. De werkkostenregeling uitbreiden en oormerken zou een directe remedie kunnen zijn. Onze medewerkers kunnen dan meer gaan werken, zonder dat ze daar netto op achteruit gaan.”
Rianne vult aan: “In België gaan kinderen vanaf tweeëneenhalf jaar naar school. Gratis en met een continu rooster. Van hoe ze bij onze zuiderburen werken, kunnen we hier nog veel leren. Daarom hebben wij een aantal pilots gestart, met mooie resultaten. We experimenteren onder andere met een jaar lang twee dagen per week gratis opvang op drie locaties. Daar zien we dat ongeveer twintig procent van de ouders meer is gaan werken. Ik vind dat echt veel. En nog eens ongeveer vijf procent is begonnen met werken of studeren. Een aantal mensen zeiden: ik durf nu weer. Een voorzichtige conclusie: zulke maatregelen hebben effect. Het zou mooi zijn als we dit soort dingen verder kunnen onderzoeken, op grotere schaal.”
Dat actie nodig is, staat volgens de vier vrouwen als een paal boven water. Tabita: “Nederland staat op de 28e plek in de Global Gender Gap Index, onder landen als Rwanda, Namibië en de Filipijnen! Ik schaam me daar als Nederlandse vrouw wel een beetje voor.” De Global Gender Gap Index is de jaarlijkse graadmeter van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, van het World Economic Forum (WEF). Het onderzoek wordt uitgevoerd in 146 landen en meet onder meer verschillen tussen mannen en vrouwen op het gebied van economische participatie en politieke invloed. Onze buurlanden België en Duitsland staan in de top 10. “In top-10-landen als Denemarken en Duitsland was de ‘thuis-blijven-met-kinderen-mentaliteit’ voorheen misschien nog wel sterker als die bij ons. Zij hebben enorme progressie geboekt en veel sneller en succesvoller gericht emancipatiebeleid uitgevoerd.”
Tabita wil dat Den Haag prioriteit maakt van deze kwestie, de andere dames sluiten zich hierbij aan.
In Nederland kennen we echter vooralsnog geen integrale aanpak voor het verhogen van arbeidsparticipatie. Daar ligt volgens de topvrouwen dus een voorname rol voor de landelijke overheid. Het huidig beleid werkt eerder belemmerend dan activerend. Tabita: “De overheid moet meer meten, reguleren en stimuleren. En werkgevers zullen – zeker gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt – graag willen meewerken. Simpelweg omdat we gewoon heel hard mensen nodig hebben. En er dus nu veel arbeidspotentieel niet benut wordt. Zowel mannen en vrouwen, werkgevers en werknemers, hebben een rol om die mindset te veranderen, om die drastische versnelling te kunnen maken op emancipatiebeleid.”
De keuzes die worden gemaakt in de nationale politiek hebben grote impact op het Brabantse en Zeeuwse bedrijfsleven. In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023 wil VNO-NCW Brabant Zeeland ervoor zorgen dat de belangen van ondernemers in onze provincies goed worden meegenomen.
In ons manifest lees je de standpunten van het Brabantse en Zeeuwse bedrijfsleven op het gebied van Arbeidsmarkt & Onderwijs, Infrastructuur & Ruimte en Milieu & Duurzaamheid. Per standpunt doen bovendien concrete beleidsvoorstellen aan het nieuwe kabinet. Maar hoe kijken de verschillende politieke partijen naar deze onderwerpen? Wij maakten een analyse, zodat je in een overzicht de voor ondernemers relevante standpunten bij elkaar hebt.
Neem contact op met Anne Deelen, belangenbehartiger arbeidsmarkt
deelen@vnoncwbrabantzeeland.nl
06-24359180